Schandalig neemt dus toe, als we de gebruiksfrequentie van 1996, 2006 en 2016 vergelijken. Hoe zit dat met de andere woorden uit deze reeks, idioot, waanzinnig, krankzinnig, belachelijk, volslagen en te (…) voor woorden? Het algemene beeld klopt niet bij volslagen, dat een onveranderde frequentie heeft van 10>10>10 maar voor het overige is een duidelijke groei zichtbaar, vooral bij een onderlinge vergelijking tussen 2006 en 2016. Idioot nam toe van 15 maal naar 51x, waanzinnig verdubbelde van 6 naar 12, krankzinnig verviervoudigde van 4 naar 16, belachelijk verdubbelde van 26 naar 58 en ook te … voor woorden gaf een toeneming te zien, van 41 in 2006 naar 55 in 2016. Als deze toevallige voorbeelden het beeld correct weergeven (en de vergeleken jaren zijn onderling vergelijkbaar), dan moet de conclusie zijn dat de taal in de Tweede Kamer in de afgelopen jaren toenemend luidruchtiger is geworden.
Niet elke partij heeft evenveel decibels nodig. Een reeksje korte en voorzichtige indrukken met speciaal oog voor de sterke taal van de zijde van die fracties die al wat langer in de Tweede Kamer zitting hebben? De ChristenUnie en de SGP zijn vergelijkbaar bescheiden in dit opzicht. Meestal bedienen ze zich er niet van en als dat wél het geval is, dan is het bijna even schrikken voor de beschouwer. Het CDA is ondanks de C in de naam minder restrictief in dit opzicht. Het wordt weliswaar steeds lastiger om nog bloedgroepen te onderscheiden, maar vanuit de KVP-hoek is taal-met-uitroeptekens het eerst te verwachten in eerdere periodes (Ad Lansink met name). Madeleine van Toorenburg laat zich tegenwoordig het meest gelden, gevolgd door Pieter Omtzigt. Ook Sybrand Buma kan zich overigens bedienen van een uiting als te zot voor woorden.
De megafoon wordt het vaakst gehanteerd aan de twee flanken in de Tweede Kamer, bezet door de SP en de PVV. De VVD laat zich niet onbetuigd (een trend die met Wiegel al is ingezet) en dat is in zekere zin opmerkelijk voor een partij die de laatste perioden zo geregeld regeringsverantwoordelijkheid heeft gedragen. Deelname aan een coalitie leidt immers logischerwijze tot geringere talige hoorbaarheid. Duidelijk waarneembaar waren vrouwelijke VVD-stemmen als die van Neelie Kroes en Annemarie Jorritsma.
Minder luid klinkt de PvdA tegenwoordig, ofschoon deze partij langere tijd (ook via de voorganger SDAP) en nog ten tijde van het kabinet-Den Uyl aanwezig was met forsige taal. Dat verhevigde in de aansluitende oppositiebankjes, maar zeker sinds de komst van de SP lijkt de klank van de PvdA gematigder geworden. Sharon Dijksma manifesteerde zich in deze kring duidelijk.
GroenLinks en D66 zullen op dit gebied in principe waarschijnlijk niet bijzondere scrupules hebben maar tegelijkertijd ook geen grote neiging tot sterk aangezette taal. Is het zo dat vrouwen bij GroenLinks (Sipkes, Van Tongeren, Voortman) vaker opvallen door hun taal, mannen daarentegen minder snel maar dan met Peter Lankhorst als uitzondering? Ik vermoed dat D66 hoog scoort bij nader onderzoek naar de specifieke combinatie van sterk aangezette taal als deze direct voorafgegaan wordt en enigszins verzwakt door het nuancerende toch eigenlijk: “Het is toch eigenlijk onbestaanbaar” (Boris van der Ham), “Het is toch eigenlijk te gek voor woorden” (Boris Dittrich, Stientje van Veldhoven), “Het is toch eigenlijk van de zotte” (Ingrid van Engelshoven). En Pechtold viel op door zijn voorliefde voor idioot: dat stoorde minister Plasterk (PvdA).
De CPN heeft in het verleden herhaaldelijk als eerste sterk Nederlands in de Tweede Kamer gesproken (zie de afleveringen over Circus en Hartstikke of in deze serie teksten de vormen te gek om los te lopen en krankzinnig als onderstrepend bijwoord). In de jaren ’70 van de vorige eeuw waren het driemaal CPN’ers die als eersten bij de wilde spinnen af gebruikten. Ted Hazekamp, staatssecretaris van Economische Zaken in het kabinet-Den Uyl, varieerde dat en sprak van bij de wilde konijnen af – dat heeft niets met de familienaam van deze KVP’er te maken, het komt vaker voor in het Nederlands zij het tot dusver niet in de Handelingen. Na Hazekamp waren het – toeval of niet – nog slechts vrouwen die van wilde spinnen spraken: Neelie Kroes (VVD, 1987), Maria van der Hoeven (CDA, 2000), Maja van Bijsterveldt (CDA, 2012) en de laatste was Fleur Agema (PVV) die de uitdrukking in 2016 op haar beurt nog weer wat sterker aanzette: “Ik concludeer dat de staatssecretaris geen excuses maakt voor dit enorme schandaal dat hij veroorzaakt! Het is toch werkelijk waar bij de wilde spinnen af!”
De Telegraaf raadplegen via LexisNexis leidt tot de vondst van 25x die uitdrukking (vooral in frequentie toenemend vanaf ± 2010): 1 x bij de wilde konijnen – , 8 x bij de wilde spinnen – en 15 x bij de wilde beesten af. Eenmaal stond het gerecht Bij de wilde zwijnen af op het menu van een restaurant (varkenshaasbiefstukjes) en in 2001 werd er in de krant geklaagd over een zorgcentrum: “Het is hier bij de wilde kanariepieten af, zegt een Houthaghe-bewoonster die uit angst ook anoniem wil blijven.” NRC Handelsblad gebruikt ze in het algemeen iets minder (in 2015 diverse malen in relatie tot een uitspraak over het autoritaire karakter van een hedendaags politicus) maar anderzijds meer dan De Telegraaf in verband met de sport.

… mondklotsend sappige Montepulciano d’Abruzzo …
Niet alleen de politieke taal kan nieuwe onderstrepingen uitvinden. Wijnliefhebber Onno Kleyn dronk in de Volkskrant vorig jaar onder andere een mondklotsend sappige Montepulciano d’Abruzzo; noemde andere soorten slurpend goed, koersbepalend heerlijk, zinderend droog, en dronk liederlijk lekkere vin doux, die hij op andere plaatsen stormbestendig lekker noemde, inspirerend goede flessen, adembenemend lekker, opvoedend heerlijk, kietelend lekker, ja huiverend lekker. Vóor het bijvoeglijk naamwoord staat telkens een vet weergegeven bijwoord van graad, ongewoon qua taal maar in deze branche kennelijk even acceptabel als in een kritische Kamer idioot, waanzinnig, krankzinnig, schandalig en andere bijwoorden. Daarvan zijn er onmiskenbaar flink, erg, heel, enorm, reuze, ontzettend, akelig, afschuwelijk, verbijsterend, verschrikkelijk, walgelijk, weerzinwekkend, fantastisch, heerlijk, buitengewoon veel op die positie van dat nadruk en dus attentie vragende bijwoord en parlementariërs weten dat. Geen wonder, hun rol is het immers via de taal te bewégen, andere partijen binnen en potentiële kiezers buiten het Binnenhof.
Deze tien stukjes hebben zekere impressies opgeleverd – meer pretenties hebben ze niet – en tegelijkertijd waren het inzicht verschaffende inkijkjes. Ietsje meer zoeken loont ongetwijfeld een tikkeltje meer, in alle bescheidenheid.