Lammert van Raan (PvdD, hij was in de vorige bijdrage een van de twee hoofdrolspelers) vatte Rutte I, II en III in het afgelopen jaar een keertje samen met het adagium “bij een sterke markt hoort een regelluwe overheid”. Op z’n wekelijkse persconferenties heeft de naamgever van de drie kabinetten het nooit zo genoemd en in het jongste Regeerakkoord staat alleen dit: “Uit de pilot regelluwe scholen blijkt dat sommige landelijke regels probleemloos geschrapt kunnen worden.”
Dat regelluw een bijzonder woord is, wordt direct zichtbaar als we in Van Dale nagaan wat daar vermeld staat als de betekenis van luw. Luw is het tegengestelde van winderig, het is ‘windvrij’ zegt het woordenboek. Het tocht niet op een plek in de luwte. Ik denk dat het ’t Kamerlid Janneke Snijder-Hazelhoff was (VVD) die op 13 september 2000 de eerste was die een wat figuurlijker gebruik introduceerde in de landelijke vergaderzaal. Ze constateerde: “Er ontbreekt dus een integrale visie tussen de drukke en de luwe kant van Nederland, de stad en het platteland.” Luw is dus het tegengestelde van wind, tocht, drukte, lawaai.
Daarom paste dat gebruik in autoluw en verkeersluw zo wonderwel: het was rustig want er was relatief weinig auto- en ander verkeer. Dit is talig bekeken het omgekeerde van wat in de vorige bijdrage geschreven is. Tig werd een zelfstandig woord met andere betekenis uit een achtervoegsel (zoals in tachtig en negentig), maar luw wás al een zelfstandig woord en werd toen een affix met gewijzigde, figuurlijke betekenis, nl. ‘met een beperkt aanbod van wat er in het eerste deel van het woord genoemd staat’. Nieuwsluw: de komkommertijd. Onderwijsluw: vakantie? Nee, maar wel een periode dat er weinig les gegeven wordt. Zo hebben we dus niet meer de tegenstelling school versus vrij, we hebben nu of vrij of school en dat laatste is dan onder te verdelen in onderwijsluwe weken en onderwijsvrije als het écht vakantie is.
Jaco Geurts (CDA) pleitte in een motie (25 juni 2015) voor “het regeldruk-luw maken van de faunabeheerplannen en de uitvoering daarvan”. Regeldruk-luw – het grote voordeel van het woord is dat het suggereert dat er grote regeldruk wás in de sfeer van het faunabeheer, lees de jacht. Ruim baan voor de jager!
Luw ontwikkelde zich dus tot –luw (met streepje, het is een achtervoegsel) en dat was minstens in het begin van deze eeuw in de Tweede Kamer waarneembaar. Maar daarmee is de ontwikkeling niet voorbij. We kunnen de toenmalige staatssecretaris Dekker als bewijs daarvan aanhalen. Op 4 februari 2014 zei hij over zijn controleren van een deel van het onderwijs: “Het monitoren wil ik op een luwe manier doen. Ik ga niet een heel circus optuigen om te kijken welke scholen die maatschappelijke stage doen, temeer omdat we het facultatief maken. De vraag is of we daar nu heel veel extra administratieve lasten moeten invoeren om dit te blijven volgen. Het kan vrij luw door te kijken welke scholen het op zo’n manier doen dat in ieder geval 30 uur wordt ingevuld, (…)”. Op een luwe manier, het kan vrij luw!
Daar heeft luw niet de oude betekenis ‘vrij van wind’ en ook niet die nieuwere ‘weinig van hetgeen in het basiswoord staat uitgedrukt’ (zoals in autoluw) want luw is weer als zelfstandig woord voor zichzelf begonnen. Maar wel weer met een licht nieuwe betekenis. Het is iets vaags, laten we zeggen ‘geen circus en andere toestanden’. Dat moet Van Dale nog halen.

LUW (el. Van Dale)