“Doet u maar één uro, meneer” zei de man achter de Kringloopkassa en daarmee was de aanschaf bezegeld van een tweedehands exemplaar van de autobiografie van Maarten Schakel. Uitgeverij De Haan in Haarlem zette in 1982 een montagefoto op de voorzijde – achterop trouwens herhaald – waarbij een deel van Schakels gezicht achter en boven een Hollands winterlandschap prijkt. Dat moet bijna wel de Alblasserwaard zijn, begin en einde van de wereld van deze burgemeester en volksvertegenwoordiger. Zó lijkt ‘ie niet op Joseph Luns, maar in de realiteit gestoken in jacquet zag iemand hem er wel voor aan bij de ontvangst voor een kerkdienst aan het begin van een parlementair jaar in Den Haag en zo werd het pas begonnen Kamerlid Schakel naar de eerste rang geleid.
Niet alleen de foto is gemonteerd, ook de auteur en de titel lopen in elkaar over: Maarten Schakel De laatste der Mannenbroeders Politicus met een ideaal.
Hij heeft veel feiten precies bijgehouden, deze ARP’er die leefde van 1917 tot 1997, en zo kon hij dus moeiteloos familiegebeurtenissen als een ongeluk of een behaald examen van een van de kinderen of een uitslag uit de Europa Cup combineren met wat hij politiek meemaakte, vooral in de landelijke in de periode van 1964-1981. Door al die feitjes en series opsommingen krijgt het boek ondanks z’n leesbaarheid trekken van een verslag door de secretaris. Hij somt op bladzijde 50-51 precies op welke AR-leden na hem de Kamer zijn binnengekomen, volgens het vaste stramien dat opent met “dr. C. Boertien, Geldrop, bedrijfsjurist bij Philips, lid sedert 18 mei 1965”. Geen wonder dat Maarten Schakel ook een akte bezat in de sfeer van boekhouden.
Hij bezat onder meer een MO-akte Duits, wat niet leidde tot een academische titel. Op het punt van de titulatuur was Schakel een pietje precies. Maar als hij een Portugese uitnodiging krijgt om in de koloniën Angola en Mozambique rond te kijken (van 13 tot 29 augustus 1973) krijgt hij geen medewerking van minister Pronk van Ontwikkelingssamenwerking. In de tekst spreekt Schakel van de heer Pronk en de heer S. Bosgra de destijds bekende leider van het Angola-Comité, ook al was Pronk doctorandus en Bosgra een (ik meen gepromoveerde) nucleair fysicus. Zijn hier prikjes uitgedeeld? Als de Geachte Afgevaardigde zich over de kwestie schriftelijk wendt tot Pronk, is hij zodanig formeel en precies dat hier wel diens titulatuur maar óok de aanduiding “Minister zonder Portefeuille” vermeld wordt. Het is correct én een pesterijtje, lijkt het – waarom moeten we anders de brief inclusief adressering in de autobiografie lezen.
Schakel was politiek aan de rechterflank te vinden en daar kwam hij voor uit: God, Nederland en Oranje was wat hem paste als een driedelig pak, zeven dagen per week. Ook de protestantse herkomst verloochende hij niet en als er iets aan die autobiografie duidelijk wordt, dan is het de taal uit die sector. De jongste dag, versloeg mij de adem, in ongerechtigheid geboren (het kabinet-Den Uyl), uit de ouderlijke macht ontzegd, een wijle, aangorden, alsmede, te vijf uur, ten besluite – dat klonk in 1982 in mijn herinnering ook al hetzij gedateerd hetzij protestants gelokaliseerd hetzij verkeerd.
Schakel spreekt (altijd uit het hoofd) en schrijft Nederlands in de tijd dat de versoepeling van mede naar mee zich voltrekt. Bij hem vinden we beide vormen, figuurlijk gesproken op zondag de oude, door de week soms de nieuwe. Komisch is het dan als we lezen dat Schakel ’s ochtends bij vertrek van huis noteert: “…. deelde ik mijn Anna mede….” (blz. 123). Anna is de echtgenote, soms aangeduid als “kostbare vracht” als ze met Schakel mee rijdt in de auto. Daar krijgen de notulen een opstel-karakter, zoals bij dit type zinnen: “Die middag moest het vaatje der stuurmanskunst diep aangeslagen worden.” (dezelfde blz. 123)
Tegelijkertijd is het ook Nederlands van even over de helft van de 20ste eeuw. Woorden als snieren, soft– en hardware, omturnen, het niet kunnen maken gebruikt de auteur en dat klinkt als modern Nederlands van die dagen. Omswitchen is een ander voorbeeld. Rond 1960 was het in de Tweede Kamer een poos gangbaar om te spreken van overswitchen, eenzelfde tijdelijke aanpassing aan het Nederlands om de inburgering van het Engelse switchen te versoepelen.
Taal interesseerde Schakel in bijzondere mate, in een van de latere hoofdstukken benadrukt hij dat. “Grammaticaal stoeien met de taal behoort tot mijn geliefkoosde intellectuele genoegens”, lezen we op pagina 162. Bovenaan diezelfde bladzijde eindigt de zin die op 161 als volgt begon: “(…) ik raakte bedreven in verbuigen en vervoegen, wist op den duur onderwerp en gezegde, antecedent en betrekkelijk voornaamwoord feilloos op elkaar te laten kloppen.”
Op die zin moet ik een poosje kauwen net als op dat eerdere “uit de ouderlijke macht ontzegd”. Heeft Maarten Schakel hier woorden of zinsdelen “feilloos op elkaar laten kloppen” of is er toch een foutje gemaakt? Is het Alblasserwaards of inmiddels verdwenen Nederlands uit confessionele hoek?
Maarten Schakel De laatste der Mannenbroeders Politicus met een ideaal – hoeveel plezier kan een boekje van 1 euro verschaffen.
Aanvulling 24.02.2019: In de Hofvijver, de nieuwsbrief van het Montesquieu Instituut, schreef ik een column met Maarten Schakel in een belangrijke rol.
Aanvulling 13.02.2021: Vandaag verscheen “Wat leuk die confetti op de grond”: God, NL en Oranje. Herinneringen van Maarten Schakel (ARP/CDA), taal uit de Statenvertaling én allerlei woorden uit het Alblasserwaards van Noordeloos e.o.