Een vroegere kennis – niet in mijn geboortedorp ter wereld gekomen of opgegroeid maar hij woonde er langer dan ik – was van huis uit theoloog en had gevoel voor talen. Dat moeten zijn collega-senatoren later ook gemerkt hebben, hij was van 1977 tot 1995 lid van de Eerste Kamer. Hij vlagde op 1 mei maar was tegelijkertijd scriba van de kerkenraad, het woord dat hijzelf vast liever als kerkeraad geschreven zou hebben. Van een bepaalde predikant vertelde hij me eens: als die zijn preek klaar heeft, gaat hij er met het ookspotje overheen en strooit daar heel wat van uit. Inderdaad, de dominee zei ontzettend vaak ook, niet zelden op posities waar dat woord (ook) best gemist had kunnen worden.
Aan wijlen Adriaan van Veldhuizen moest ik denken toen ik via NPO-Politiek aan de overzijde het debat over de pulskorvisserij in de Tweede Kamer volgde (21.02.2019). Een kor is een trechtervormig sleepnet meldt Van Dale. Daar lezen we ook dat een boomkor een kor-net is dat door een boom wordt opengehouden. En pulskor? Een sleepnet waarbij de zeebodem niet wordt omgewoeld, maar met stroomdraden wordt bewerkt om de vis op te schrikken. Minister Schouten (Landbouw) trof een Kamer tegenover zich die grotendeels voor dit vissysteem is waar Europa zich sinds een poosje duidelijker en duidelijker tegen uitspreekt. Alleen de Partij voor de Dieren is het daarmee eens, GroenLinks aarzelt vooralsnog.

Toch was het geen makkie voor mevrouw Schouten. Als zij spreekt valt het misschien niet zo op maar wie het Kamerverslag ernaast legt, merkt hoe brokkelig we om kunnen gaan met het Nederlands en vooral als we ons bij een bepaald onderwerp niet zo senang voelen.*) Dat geldt trouwens allerminst voor Carola Schouten alleen, maar in haar gebruik van het woordje ook deed ze me denken aan die predikant uit de tijd dat Adriaan van Veldhuizen nog scriba was. Is dat frequente ook-gebruik het gevolg van een protestants bepaalde omgang met taal?
Het is geen nieuws: zo’n Kamerverslag is woordelijk-geredigeerd, dus het is niet letterlijk maar komt een eind in de buurt. Gelukkig maar. Dat leidt in het geval van minister Schouten stelselmatig tot de correctie van een bepaald type uitingen. Volgens de Handelingen zegt de minister:
• De heer Bisschop heeft gevraagd of de premier naar Brussel gestuurd kan worden
• De heer Weverling vraagt of ik ook bereid ben om te kijken hoeveel familiebedrijven geholpen kunnen worden
• De SGP vraagt hoe we in de afbouwperiode omgaan met de onderzoeksontheffingen.
• Dat vraagt ook mevrouw Dik-Faber: of ik de puls wil blijven promoten, ook bij andere lidstaten. Nog wat breder vraagt zij of ik met andere lidstaten kan onderzoeken wat er nog meer mogelijk is aan onderzoek.
Maar in al deze zinnen zegt de minister extra voegwoorden en wel min of meer op deze manier: de heer Bisschop vraagt of dat de premier naar Brussel gestuurd kan worden, de SGP vraagt hoe of dat wij in de afbouwperiode omgaan met de onderzoeksontheffingen, enzovoort.
Dat is typerend voor mevrouw Schouten zou ik denken (ik ken geen collega van haar die het ook doet maar ik heb niet bij iedereen aan close listening gedaan), zoals zij het ook is die opvalt door het gebruiken van stopwoordjes als nou ja, dan en in mindere mate weet je, echt: die haalt de Dienst Verslag en Redactie (DVR) er allemaal of grotendeels uit. Zo spreekt op papier meer de minister dan mevrouw Schouten en het draait vanzelfsprekend om de eerste van de ondeelbare twee. Ja, net als eerder gebruikt deze bewindsvrouwe graag zomaar in een aparte betekenis, ook in dit debat: “Juist door dit soort uitspraken vermoed ik zomaar ‘es dat (…)”.
Minstens zo kenmerkend voor de uitingen van deze Landbouwminister is een constructie met het werkwoord aangeven. Ik heb het vast niet exact genoteerd maar in haar twee termijnen gebruikte de bewindsvrouwe het zeker een keer of 30. Ik heb net aangegeven, wat ik heb aangegeven, de minister-president heeft al aangegeven, daarin zorgvuldig aangeven, ik heb aangegeven in de brief, dat hij ook aangaf….
Wat moet een stenograaf daar mee aan? Variëren en zelf een ander werkwoord kiezen dat niet in de vergaderzaal geklonken heeft? Morgen het vervolg.
*) Ik keek in het ongecorrigeerde verslag van 21 februari 2019. Dat kan héel soms onder andere spelfouten bevatten die in een later stadium verbeterd zullen worden zoals in dit geval opgeplusd. (Frank Wassenberg PvdD: “Het aantal schepen is opgeplusd van 42 naar 84 (…)”.)
Aanvulling 02.05.2020: Zie inmiddels de bijdrage over spontane taal van minister Arie Slob.
Aanvulling 23.11.2020: Voormalig staatssecretaris Weekers stond vandaag de commissie te woord die bekend staat onder de naam Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag. De heer Weekers is afkomstig uit het zuidelijke deel van Nederland. Hij zei bij herhaling terwijl dat, waar dat, hoe dat dat werkte, ik nweet niet of dat dat. Ofschoon de ondervraagde véle malen een woord herhaalde, in deze aanhalingen ging het bij de voorbeeldjes dat dat om achtereenvolgens een voegwoord en een aanwijzend voornaamwoord – twee verschillende woorden zij het met identieke uiterlijke vorm.
1. “aangeven”
Een herinnering. In 2011 heb ik in een kopijklus bij herhaling vormen van een werkwoord weggeredigeerd: AANGEVEN, dit commentaartje toevoegend:
“Vanaf het aantreden van Balkenende in 2002 is er in politiek Den Haag vrijwel niets meer besproken, behandeld, betoogd, uiteengezet, geschilderd, uit de doeken gedaan, ontvouwd, opgedist, opgesomd, omschreven, verduidelijkt, verklaard, eraan herinnerd; evenmin opgemerkt, naar voren of in het midden gebracht, aangevoerd, geschetst, verteld, gezegd, meegedeeld of zelfs geantwoord;
op niveau papegaaiend kan men alleen nog aangeven. Nooit te gauw aannemen, als er aangegeven wordt!”
2011: het jaar waarin Rutte het roer overnam en mevrouw Schouten in de Kamer kwam. Voordien had zij haar fractie als medewerker ondersteund.
Haar voorzitter had de hele periode-Balkenende in het parlement meegemaakt, en, let maar eens op: die kan als huidige onderwijsminister nog “aangeven” als de beste!
2. Een zuidelijk expletief?
“Hoe OF DAT wij iets aangeven”, “hoe OF DAT wij omgaan met”: een van beide extra voegwoorden, die minister S. graag gebruikt, DAT, klinkt in België niet ongewoon. Mevrouw Schouten is opgegroeid in het Land van Altena. Zien we hier gedeeltelijk een geval van Zuid-Nederlandse invloed?