Dr. med. Annemarie Köhler uitgelicht, redster in de nood
Dr. Annemarie Köhler (1893-1948) heeft de Tweede Wereldoorlog niet lang overleefd. Ze overleed in 1948 al op 55-jarige leeftijd en is dan in praktisch opzicht al vrijwel uit Klemperers leven geraakt, onder meer omdat hij buiten Dresden ook elders in Oost-Duitsland doceerde. Annemarie is in alle onopvallendheid een bijzonder personage in Klemperers werk. In een van de inleidende teksten van LTI noemt hij haar anoniem onze vriendin, de vrouw bij wie de manuscripten en meer eigendommen bewaard werden vanaf het moment dat de Nazi’s Klemperer en zijn vrouw in 1940 uit hun huis in Dresden (eigenlijk het hoger gelegen Dölzschen) verdreven. In zijn dagboeken noemt Victor Klemperer Annemarie Köhler zeer vaak want ze was een betrokken vriendin die bijzonder behulpzaam was, bijvoorbeeld geld leende aan de Klemperers toen ze aan de grond zaten in de loop van WO II.
Na de oorlog verdwijnt ze spoedig naar de achtergrond: Klemperer is weliswaar elders bezig, maar zij blijkt al rond 1940 ziek en verstart dan mettertijd. Vroeger had Klemperer juist haar levendigheid en zelfstandige geest geprezen.
De precieze lezer kan het niet verbazen als een medicus in de herfst van 1948 aan Klemperer bericht dat zij aan longkanker is gestorven, Annemarie Köhler rookte. Ze was een kritische figuur, een verpleegster die daarna medicijnen ging studeren. Ze had geld omdat haar vader een fabriek bezat, kreeg een relatie met een arts in het ziekenhuis met wie ze ging samenwonen. Klemperer noemt een andere familie met dezelfde achternaam in zijn dagboeknotities daarom de fatsoenlijke Köhlers, een knipoog naar de maatschappelijke veroordeling op dat punt van Annemarie.
Hij benadrukt hoe het háar geld is dat de vestiging van een eigen praktijk mogelijk maakt en dat haar baas, dokter Dreßel, daarom in feite van haar afhankelijk is. 1)
Die arts is het die in 1948 een laatste medische rapportage stuurt en een aantal weken daarvoor van haar dood had bericht: heimgegangen. Het element thuis ontbreekt in de Nederlandse vertaling via ‘heengegaan’. Klemperer schrijft heimgegangen spottend op. Hij was niet op Friedrich Dreßel gesteld, nam hem zijn politieke houding kwalijk en niet minder het feit dat hij Annemarie benutte, maar haar al snel na de start van de kliniek in Pirna voor een jonge verpleegster verliet. Köhler en Dreßel blijven samenwerken en waarschijnlijk ook op één adres wonen in het grote pand, hoe spannend dat in feite ook is. Annemarie is evident antifascistisch, Dreßel is lid van de SA. Na de oorlog gaat hij daarom een keer (fietsend) naar Klemperer om een attest van hem te vragen – hadden zij Victor en Eva niet met gevaar voor eigen leven een nacht onderdak geboden drie weken na het bombardement op Dresden? Sterker, Dreßel had de Klemperers daartoe zijn eigen Ehebett ter beschikking gesteld. Het duurt vrij lang voordat hij wordt vrijgepleit.
Als Klemperer op een van zijn vele optredens op scholen (hij geeft alom lezingen over het onderwerp LTI, de taal van het Derde Rijk) een keer in Pirna komt, ziet hij de inmiddels grijs geworden Dreßel als vader van drie kinderen op de betreffende onderwijsinstelling. Hij is zich vanaf z’n relatie met de jonge verpleegster duidelijk protestants gaan uiten, is lid geworden van de CDU terwijl Annemarie (ziek en) moe van haar strijd tegen het fascisme vooral berust en niets met de politiek te maken wil hebben. Dreßels vrouw Katharina is een dochter van de bekende protestantse theoloog Gottfried Noth (1905-1971), jongere broer van de nog veel beroemdere oudtestamenticus Martin Noth (1902-1968).
In Dresden staat aan de Oberwachwitzer Weg die naar de Elbe leidt een Fritzbank, “benannt nach dem Pirnaer Chirurgen Friedrich Dreßel (1892-1991)” zoals een Duitse website met bijzonderheden rond straatnamen meldt. En is er ergens ook eentje met Annemarie Köhler? Tut uns leid, keine Ergebnisse für Ihrer Abfrage. Bitte nochmal probieren!

1) W. Hansen (de Nederlandse vertaler van onder meer de oorslogsdagboeken) is er pas later achter gekomen dat er twée families Köhler waren naar wie Klemperer kon verwijzen. Dat is ook verwarrend. In het eerste deel van Tot het bittere einde noteert Hansen dat de vader van Annemarie bij de spoorwegen werkte (blz. 517).