Kleine woordjes kunnen allerlei betekenissen hebben. Neem per, een voorzetsel dat uit het Latijn afkomstig is en dat in het Vlaams als “pur” uitgesproken kan worden. Wat voor per’s horen we in de Tweede Kamer, schattenderwijs? Het antwoord is bewerkelijk, bedenk dat het alleen al in het huidige kalenderjaar een zéer ruime 2000 maal in de Handelingen vindbaar is. Anderzijds valt het gebruik zó zichtbaar in enkele grote groepen uiteen:
• per i betekent ‘ieder, elk, stuk voor stuk’
Dit distributieve gebruik zou weleens het frequentste kunnen voorkomen.
Per dag, per week, per jaar – kortom afgezet tegen een tijdseenheid.
Maar ook is een andere eenheid mogelijk, zoals personen (per individu, per man, per Kamerlid), ruimtelijk (per meter, kilometer), inhoud of gewicht (per hectare, per kilo)
• per ii betekent ‘met ingang van’
Hier is een specifieke datum vereist: per 1 januari. Per augustus oogt misschien wat a-specifiek maar komt in de praktijk vast neer op hetzelfde als per 1 augustus.
• per iii betekent ‘via’
De Kamer wil graag per brief geïnformeerd worden (tegenwoordig gelijk aan per mail), eventueel per sms.
• per iv betekent ‘bij, op basis van’
Dit is snel wat figuurlijker: per ongeluk, per definitie, per saldo
Per + N. Wat direct opvalt is de combineerbaarheid van per: het voorzetseltje vereist naast, althans na, rechts van zich een zelfstandig naamwoord (aan te duiden als N). Sterker, het moet een telbaar zelfstandig naamwoord zijn en dus een mogelijk meervoud bezitten. In dat opzicht is het dan een kleine verrassing als minister Grapperhaus in het Begrotingsdebat van 25 november 2021 zegt: “Daarom stribbel ik enorm tegen als er ideeën komen om nu, per onmiddellijk, nieuwe taken erbij te doen.” De politie heeft het al zo druk, moeten daar al nieuwe taken bij, dan in overleg en met een zekere rust.
Per onmiddellijk lijkt een (aanvankelijk wellicht wat humoristische) variatie op per direct. Dat zijn twee wijzen van zeggen met dezelfde betekenis, maar in beide gevallen gaat per niet vergezeld van een zelfstandig naamwoord. Ik neem aan dat per direct ontstaan is uit hetzelfde aanduidende per ommegaande. Daar is het virtuele zelfstandig naamwoord aan de slot-e zichtbaar, weggelaten zal zijn post of postbestelling.
Dit is dus de veronderstelde gebruiksontwikkeling: per ommegaande post > per ommegaande > per direct > per nu > per onmiddellijk (> per ogenblikkelijk, zometeen, dadelijk enz.)
In 1852 kan in de Handelingen gelezen worden dat “De Minister van Koloniën “per ommegaande post” antwoord vroeg. In 1916 wordt een telegram geciteerd waarin dat afgekort zal zijn tot “per ommegaande”. Maar in de tussenliggende jaren vind ik de langere variant niet eenmaal en nadien evenmin. Per ommegaande post is per ommegaande geworden, telegramstijl.
Op 26 mei 1987 is Flip Buurmeijer (PvdA) de eerste die volgens de Handelingen “per direct” gebruikt, minister Kosto is in 1994 de volgende.
De combinatie “per … onmiddellijk” wordt door Gerrit Mik (D66) geciteerd in 1985 (hij is al eens taalgevoelig in dit blog aangehaald), minister Van Aartsen is in 1997 de volgende. Per ogenblikkelijk is nog niet vindbaar, per nu wel: Jet Bussemaker (PvdA) is de eerste in 2006, haar partijgenote Marith Volp in 2017 de eerstvolgende. Per is in opmars.