Wie spreekt er eigenlijk: “opleeswoordjes” in een bijdrage aan een debat

Iemand die bijvoorbeeld voor de microfoon van de radio een tekst moet voorlezen en door ervarener krachten geholpen wordt, kan bijvoorbeeld dit als praktische tip krijgen: zorg voor een eenzijdig geprinte tekst. Niets is onhandiger dan je papier tijdens de voordracht te moeten omdraaien, dan nét even te vergeten hoe de zin ook alweer precies liep en terug te moeten draaien.
Niet minder belangrijk maar wat bewerkelijker is de raad om de tekst bekkend te maken, dus zodanig geschreven dat je ‘m makkelijk uit je mond krijgt. Een collega van me wilde bijvoorbeeld nooit “onder de titel” zeggen omdat hij daar licht over struikelde, althans daar bang voor was – ik nadien ook.

Wie teksten voor-schrijft die een ander dus zegt, moet beseffen dat het voorleesteksten zijn en zal minstens moeten proberen er spreektaal en geen schrijftaal van te maken, want dat zijn echt twee variëteiten. Het lijkt me een belangrijke les voor ambtenaren die zo hoog in de hiërarchie geklommen zijn dat zij antwoorden voor een bewindsman mogen formuleren.
Hoe ervaren minister Schouten (minister voor Armoedebestrijding, Participatie en Pensioenen) inmiddels ook is, in het lange, lange pensioendebat zei ze volgens de Handelingen het volgende bij de beantwoording van vragen (technische vragen, vanzelfsprekend): “De heer Azarkan heeft vragen over de solidariteitsreserve. Hij vraagt: kunnen binnen pensioenfondsen schokken ontstaan omdat de pot leeg is en hoe wordt ervoor gezorgd dat er dan geen gedupeerde deelnemers zijn? Zoals eerder gezegd moet het beleggingsrisico voor deelnemers en gepensioneerden passen bij hun risicohouding en bij de beleggingsrisico’s die zij kunnen en willen lopen. In die zin mogen zij niet geconfronteerd worden met te hoge risico’s. Verder kunnen financiële schokken in de uitkeringsfase worden gespreid. Dat voorkomt ook te grote negatieve uitslagen. De solidariteitsreserve kan daarbij een rol vervullen, maar is secundair aan de twee bovengenoemde instrumenten. De solidariteitsreserve kan natuurlijk tijdelijk leeg raken, maar dan blijven de andere twee instrumenten — een passend beleggingsrisico en de mogelijkheid van spreiden — nog steeds van kracht.”

Ik neem aan dat de minister het ook vrij precies zó heeft gezegd, dus voorgelezen.
Dat kunnen we allereerst zien aan het ontbreken van Schoutens gebruikelijke stop(lap)woordjes als ook en juist ook. Maar hoorbaar is het nog het duidelijkst als de formulering van het antwoord een woord als bovengenoemde bevat (De solidariteitsreserve kan daarbij een rol vervullen, maar is secundair aan de twee bovengenoemde instrumenten.). Dat is gewoon in een uitgeschreven tekst, maar niet in een voor te lezen bijdrage, kies dan liever voor “eerdergenoemde”. Eerder in een mondelinge bijdrage kun je iets zeggen, niet het schrijftalige boven.

Maar gebruik ook niet de variant die de tekstschrijver van Caroline van der Plas (BBB) in haar bijdrage voor datzelfde pensioendebat meegaf: “Er is dus helemaal geen acute noodzaak om deze wet op basis van voornoemde reden koste wat het kost snel door te willen voeren.” Voornoemd is vrijwel net zo uitgeschreventeksterig als bovengenoemd. Sylvana Simons (Bij1) doet het (“Voorzitter. Al het voornoemde is mijn probleem met de bestuurscultuur in Den Haag.”), de voorzitter soms ook: “Daarmee sluit ik de beraadslaging over voornoemd wetsvoorstel.” Maar bewindslieden gebruiken véel vaker dan Kamerleden opleeswoordjes als “bovengenoemd”, want zij hebben nu eenmaal véel meer derden-handen die stukken tekst aandragen.

Voornoemd, bovengenoemd en dat soort schrijftaal past wel in moties, maar niet in een normale mondelinge bijdrage aan een debat. Nu ja, ze laten wel zien (eh horen) dat de spreker m/v hier de voorlezer m/v van wijsheid van een ander m/v is. We zouden in de waan moeten blijven dat degenen die met elkaar in debat gaan in de Kamer zélf aan het woord en geen ventriloquisten zijn. Ventriloquist klinkt (staat) minder negatief dan buikspreker.

Over Siemon

Siemon Reker (1950, Uithuizen) was hoogleraar Groninger taal en cultuur aan de Rijksuniversiteit Groningen tot aan zijn emeritaat in 2016. Eerder was hij onder meer streektaalfunctionaris van de Provincie Groningen en actief in de journalistiek (Nieuwsblad van het Noorden, Radio Noord). Publicaties staan onder het kopje C.V.
Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.