DWDD en dat intrigerende woordje ‘schromelijk’ dat eigenlijk ‘schromeloos’ is

Het was – of je er nu van houdt of niet – het was vuurwerk, dat grote stuk in de Volkskrant (19.11.2022) over DWDD en het aanhoudende wangedrag van de leiding van dat programma. De strekking: zeer goed scorende televisie leveren maar wel ten koste van degenen die het maakten. Een bijzonder element in het artikel betreft Janine Abbring. Als die niet doet wat eindredactrice Dieuwke Wynia van haar had verwacht (‘Dieuwke was ziedend’, zegt een collega. ‘Ze zei dat ze ervoor zou zorgen dat Janine nooit meer aan de bak zou komen in Hilversum.’), stuurt deze een mail naar vrijwel de hele redactie waarin ze genadeloos uithaalt naar Abbring, aldus de Volkskrant. De krant vervolgt: “De volgende dag belandt er om 12.02 uur een reply van Abbring in ieders mailbox. Het onderwerp: ‘Jakhals wordt weer een visje’. Beste Dieuwke, staat er. ‘Het is nogal wat, om iemand in een mail volkomen neer te sabelen (…) Om dit te bestempelen als de grootste (gemiste) primeur sinds Watergate vind ik schromelijk overdreven.’ (….) Op de redactie kijken mensen verbijsterd naar hun scherm. Voor het eerst komt een van hen openlijk in opstand.”

Van maken en breken

Ik was verrast door de inhoud van het stuk, door de strekking van de mail, maar in het kader van dit blog door de taal. Hier gebruikt iemand het woord schromelijk. Schromelijk overdreven, schrijft Janine. Wie gebruikt dat negatief versterkende bijwoordje nog? Staat inmiddels vast in de lijst van vergeetwoorden van de Taalstaat van Frits Spits.
Het is bijvoorbeeld in de Handelingen van de Tweede Kamer van dit jaar nog maar eenmaal te vinden, één maal uit de mond van Ralf Dekker (vervangend lid van de FVD-fractie) die niet toevallig bij de oudere Kamerleden hoort. Hij is geboren in 1957 en spreekt in het Pensioendebat van “een schromelijke overschatting”.
Schromelijke overdrijving bij Abbring, bij Dekker schromelijke overschatting – het woord combineert kennelijk met onderling sterk vergelijkbare woorden. In het kalenderjaar 2021 komt schromelijk 3x voor in de plenaire Kamerverslagen, naast overschatting en overdrijven 1x in combinatie met wangedrag. Net zo negatief geladen, nu uit de mond van minister Knapen (1951).

Schromelijk is een woordje dat al een heel eind op weg is naar de uitgang, duidelijk in onbruik aan het raken. Het komt minder en minder voor en wordt toenemend van een vaste maar altijd negatieve metgezel voorzien.

Het is een bijzonder woord. Terwijl schromelijk zonder enig voorbehoud de negatieve inhoud van de buurman versterkt, drukt schroom en schromen nu juist voorzichtigheid uit. Schromelijk is eigenlijk schromeloos!

Misschien ligt daar de oorsprong van deze bijzondere betekenis: ‘ik druk het met voorzichtigheid uit want ik zeg nogal wat’. Zoiets? Aanvankelijk dus wellicht het als het ware uitschreeuwen door de voorzichtigheid te benadrukken,- iets waar we nu totaal niet meer aan denken.

Kijken we in de Handelingen van 2000-2009 dan blijkt schromelijk ook vooral met tekortschieten, falen en dergelijke gecombineerd te worden en dan net als nu met overdrijven. Verder zien we in die periode ook wel schromelijk onderschatten, maar dan bijvoorbeeld ook schromelijk achter de feiten aan lopen, een schromelijk gebrek vertonen, schromelijk verwaarlozen, schromelijk mislukken, zich schromelijk vergissen, zelfs zien we een minister spreken van schromelijke misleiding. Dat zou een twintig jaar later bijna niet meer kunnen.
Maar kijk bijvoorbeeld naar diezelfde Kamernotulen nog verder terug – uit de tweede helft van de vorige eeuw (1950-1999) – en zie dan hoeveel meer er talig dan nog mogelijk blijkt in combinatie met schromelijk: onbillijk, achtergesteld, meten met twee maten, verwaarlozen, in gebreke, schending, ontheiliging, traagheid en vele meer. Allemaal zeer negatief maar het illustreert achteraf bezien de steeds kleinere rol die schromelijk in het hedendaagse Nederlands door ons taalgebruikers toebedeeld aan het krijgen is.

De taal verandert doorrrr.
Tot zover, tot later!

Over Siemon

Siemon Reker (1950, Uithuizen) was hoogleraar Groninger taal en cultuur aan de Rijksuniversiteit Groningen tot aan zijn emeritaat in 2016. Eerder was hij onder meer streektaalfunctionaris van de Provincie Groningen en actief in de journalistiek (Nieuwsblad van het Noorden, Radio Noord). Publicaties staan onder het kopje C.V.
Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.