PARLEVINKEN is het tag dat verbonden is aan een groep bijdragen met een inhoud die in de ruimste zin gelieerd is aan taal in het Parlement, vooral de Tweede Kamer. Parlevinken is informeel praten, redeneren zegt Van Dale. En informeel is bepaald de richting waarheen de Kamertaal zich ontwikkelt.
Het woord parlevinker ken ik sinds klas 2 van de lagere school. Toen kregen we Rozemarijntje en Rooie Pier voorgelezen, later zelf graag stillezend herhaald. Het is van de in protestants-christelijke kring buitengewoon succesvolle auteur W.G. van de Hulst en het vormt een onderdeel van een serietje over het Hollandse, blondharige meisje dat ondanks haar leeftijd (ik denk een jaar of 8) niet alleen open en sociaal, maar bij twijfel vooral dapper is. Als ze ergens over aarzelt is haar motto telkens “Ik dóé ’t!” Rooie Pier is de parlevinker, een SRV-man in de haven van het stadje waar Rozemarijntje woont.
In verband met deze rubriek herlas ik – na bijna 60 jaar – het boek dat ik me inclusief de illustraties (van W.G. van de Hulst jr.) zo goed herinnerde. Talig verraste me Van de Hulst nu door het gebruik van woorden als deern: hoe vaak ook voor Rozemarijntje gebezigd, ik herinnerde me het niet. Gold dat eveneens voor de aanspreking van haar moeder als moes of vond ik dat destijds als kind maar een vreemde manier van zeggen? Van het haar van Rooie Pier wordt opgemerkt dat het onder de muts uitkruifde. Op een andere plek lezen we hoe er water florste over Rozemarijntjes schoenen. Apart.
In de christelijke sfeer van de Hollandse binnenstad maken we kennis met de maatschappelijke orde, ook talig aangegeven: Rooie Pier en zijn wederhelft spreken een volksere taal (hij snòrkt in zijn slaapt en slorpt z’n koffie op) net als de bewaker van de toren (“Wat môt je?”). Piers echtgenote is vrouw Kraak, maar de moeder van Rozemarijntje is mevrouw. Het boekje dateert van het midden van WO II, geen wonder dat het gehandicapte jongetje Freekie soldaatje speelt en telkens als schildwacht Werda roept. Het kereltje is lang verpleegd geworden.
Rozemarijntje en Rooie Pier bevat talige verrassinkjes – dat geldt voor de teksten in het Nederlandse Parlement vast niet anders, zo hoop ik te ontdekken.
Dr. Ewoud Sanders bedank ik graag voor het ter beschikking stellen van een grote hoeveelheid teksten.