Dit is het vervolg van een algemene (maar nu specifiek op taal gerichte) inleiding op de stukken die primair betrekking hebben op Mark Rutte.
De regeringsverklaring van 2010 – opluchting over klare taal.
Het eerste optreden in de Tweede Kamer ter gelegenheid van de regeringsverklaring in oktober 2010 is voor Rutte een groot succes: “Mark Rutte, de kersverse premier die dinsdag en woensdag zijn vuurdoop beleefde in de Tweede Kamer, oogstte woensdag complimenten van vriend en vijand voor zijn optreden. Vooral zijn stijl en duidelijkheid werden gezien als een aangename trendbreuk met de acht jaar waarin CDA’er Jan Peter Balkenende de scepter zwaaide” schrijft Trouw. Politieke oppositieleiders als Alexander Pechtold (D66) en Femke Halsema (GroenLinks) twitteren even positief als sommige journalisten. Ron Fresen richt zich enthousiast tot zijn volgers: “Mark Rutte is voor oppositie als die voetballer waarvan publiek tegenpartij zegt; “ik klap niet voor ‘m, juich niet, maar wat is die GOEHOED”.” (Zie de bijdrage over Goehoed.) En Kustaw Bessems: “Qua stijl: wát een verschil met Balkenende. Veel zinnen van Rutte zijn te volgen: begin, midden, eind, de hele rimram!” Het enthousiasme wint aan inhoud voor wie bedenkt dat een minister-president als Rutte in zijn beantwoording bij de Algemene Beschouwingen grof geschat zo’n 40.000 woorden tot de Tweede Kamer spreekt. Al een jaar eerder had de nieuwe premier nog in zijn rol als VVD-fractievoorzitter en (dus met een veel kleinere bijdrage aan het debat) de complimenten gekregen van de Nationale Jeugdraad: “Rutte ging naar huis met de Klare Taalprijs. Met z’n heldere verhaal wist hij de Jargonbrigade te overtuigen. (…) Humor daar ontbrak het bij Rutte juist niet aan. Bovendien was hij enthousiast, geloofde in wat hij zei en was goed volgbaar”, aldus Spits na de Beschouwingen van 2009.
De Leeuwarder Courant velde kort voor de regeringsverklaring al een positief oordeel: “Er waait een frisse wind in Den Haag. Met het aantreden van een nieuw kabinet onder leiding van premier Mark Rutte moet de overheid weer bondgenoot van de burgers worden. Rutte zelf gaat voorop, de mouwen zijn opgestroopt. De frisse, bijna jongensachtige presentatie van Rutte biedt enig optimisme. Er is ruimte voor een lach en een schouderklop. Het is niet alles ernst en het land zit ook niet slechts vol zorgen. En waar oud-premier Jan Peter Balkenende zich in de afgelopen acht jaar richtte op een herstel van normen en waarden in de samenleving, kiest Rutte veel liever voor het uitstralen van lef en daadkracht. (…) Anders dan Balkenende onderscheidt Rutte zich door duidelijke taal te gebruiken. Hij verstaat de kunst in helder Nederlands te zeggen wat menig burger denkt.”
Oppositie in 2011: de puristen van de Stichting Nederlands.
Helder Nederlands? Kritiek op de taal van Rutte is er al vrij snel. Vroeg in 2011 interviewt het Nederlands Dagblad voorzitter Arno Schrauwers van de Stichting Nederlands : “Minister-president Mark Rutte moet weer gewoon Nederlands spreken. Taalpuristen ergeren zich aan de vele Engelse woorden die de VVD’er gebruikt. De premier krijgt binnenkort een brief van de Stichting Nederlands waarin hij op zijn taalgebruik wordt gewezen. Vooral in persconferenties na afloop van de wekelijkse ministerraad bezondigt Rutte zich aan Engelse uitdrukkingen. Volgens de taalpurist willen mensen die met Engelse termen schermen vaak imponeren. Zo willen ze laten zien dat ze heus verder kijken dan hun eigen heg. ‘Het is een vorm van domheid’, meent Schrauwers. Desondanks vermoedt de taalpurist in het geval van Rutte geen kwade opzet. “De premier wil heel graag duidelijk overkomen. Ten opzichte van zijn voorganger is hij een verademing.”
Het Algemeen Dagblad geeft aan dezelfde stichting een podium met de aankondiging van een te verschijnen publicatie maar hier klinkt het wat feller als het over de taal van Rutte gaat: “Spreekt hij zo helder? Dat vind ik helemaal niet, zegt Arno Schrauwers, voorzitter van de Stichting Nederlands, en afzender van dat nog te schrijven schotschrift. “Zijn zinnen lopen over van het Engels. Dat is heel erg. Hoe kun je van de gewone Nederlander nog verwachten dat hij zijn taal in ere houdt, als het de eerste man van het land al zo weinig interesseert? Voorbeelden over, leert een middagje Rutte bestuderen. In zijn speeches – pardon, toespraken – valt het nog wel mee. De Engelse ziekte slaat vooral toe in onderonsjes, zoals persconferenties, vragenuurtjes en gesprekken met verslaggevers. Hij strooit met teksten als gut feeling, two page papers, final presentation en in character zijn, waarbij in niet alle gevallen meteen duidelijk is waar het over gaat.”
Snelheid van denken en a tall order.
Trouw neemt de kritiek van de stichting via de pen van Jaap de Berg wat anders op: “Ruttiaans is het gedoopt: het relatief heldere Nederlands met een scheut Engels dat de premier via een vlotte babbel ten beste geeft. Om zijn klare taal is Rutte vorig jaar ook door de oppositie geprezen. ‘Een verademing’, twitterde Halsema. In elk geval een premier met ‘een duidelijk verhaal’, zei Roemer. Maar anderen, buiten het Binnenhof, is die scheut Engels in het verkeerde keelgat geschoten. De premier wacht daarom een schriftelijk protest van de Stichting Nederlands. Hij reageerde daar vrijdag vooral laconiek op, en in character, althans in stijl: “I’ve seen it”. Het euvel verhelpen vond hij voor iemand die tien jaar in een Engelstalige omgeving gewerkt had, a tall order (een lastige opgave). Het zou ten koste gaan van zijn ‘snelheid van denken’.”
Maarten Keulemans gaat in De Volkskrant nog wat venijniger op afstand van de kritiek: “Dus het Taalgenootschap Volk en Vaderland, of hoe heet die club ook alweer, heeft Mark Rutte een brief gestuurd: of hij weleens wil ophouden allemaal van die Engelse termen te bezigen.” (Volk en Vaderland was het blad van de NSB in de periode voor en tijdens WO II.) Spottend sluit hij af: “Long live our PM Mark Rutte. Finally a statesman die onze original moerstaal weer terughaalt naar where it belongs.” De premier zelf deelt enkele maanden later in Nieuwspoort in een heel ander verband subtiel een tikje uit aan de Stichting Nederlands. Dat gebeurt op een persconferentie waarvan de RVD in de letterlijke mediatekst zegt dat sommige vragen niet goed verstaanbaar waren. Rutte over problemen rond F-16’s: “Dat is geen sustainable… excuus, geen langjarig handhaafbaar pad.” (PC 08.04.2011)
Wouter Bos nam afscheid als leider van de PvdA, enkele maanden voordat Mark Rutte premier werd. Hij verbleef na zijn gymnasium een jaar in Engeland om daar actief te zijn bij het YMCA en na afronding van zijn studie werkte hij 10 jaar bij een andere multinational, Shell. Bos’ Nederlands is desondanks Nederlandser dan dat van Rutte. Een onderlinge vergelijking van hun Engels is hier niet aan de orde.
Nogmaals, helder Nederlands? Trouw vraagt zich in september van hetzelfde jaar 2011 af: “Wat bedoelt Rutte toch met ‘mensen in hun kracht zetten’?” zonder overtuigend achter het antwoord te komen. Enkele maanden later kan het Nederlands Dagblad in dat verband melden: “Bij de vierde verkiezing van de ‘vaagtaal van het jaar’ door de website Vaagtaal.nl koos het merendeel van de bijna 1500 deelnemers voor de uitdrukking met mensen in hun kracht zetten.” Maar niet lang daarna komt juist Rutte uit een onderzoek van EenVandaag naar voren als een politicus die geroemd wordt om zijn duidelijke taal. De premier wordt verder geprezen voor zijn optimistische houding.
Jeroen van Dommelen (NOS) had tevoren in z’n blog (01.07.2010) gewezen op de “taalvondsten” van Mark Rutte tijdens de formatie en vergeleek die met Bushisms, “rare uitspraken van de Amerikaanse president Bush. Die wilde nogal eens een uitdrukking verhaspelen; of een hele nieuwe verzinnen. (…) Ook in de Nederlandse politiek wordt creatief met taal omgegaan. Doorgaans niet uit taalarmoede, maar uit pure noodzaak: wie niets wíl zeggen, maar dat wel even móet, kan vaak niet anders. Taalacrobatiek is van alle tijden, en komt in de beste partijen voor. Maar sinds de verkiezingen hebben we onmiskenbaar een nieuwe ster aan het firmament. Mark Rutte! (…) Naarmate de kabinetsformatie surrealistischer trekken begint aan te nemen, komen ook de taalvondsten van Rutte steeds duidelijker naar voren.”
Na deze discussies uit de beginjaren van Rutte, lijkt het op dit punt wat stiller geworden want attentie voor de taal van Mark Rutte is er nog alleen incidenteel. Het betreft de accentuering van bepaalde woorden, het gaat over z’n gebruik van verkleinwoordjes. Is het nieuws wat af van wat eventjes het Ruttiaans heette? Is Nederland aan de taal van de nieuwe MP gewend geraakt of heeft Rutte zich aangepast?
De eerste persconferentie: nucleaire uitspraken.
Terug naar de herfst van 2010, veertien dagen na de opgetogen ontvangen regeringsverklaring van Rutte-Verhagen. Het allereerste wekelijkse optreden tegenover de verzamelde parlementaire pers door premier Rutte na afloop van de ministerraad heeft plaats op 5 november 2010. Het gebeurt in het gebouw van Algemene Zaken, waarheen zijn voorganger Jan Peter Balkenende de persconferenties in 2007 heeft verplaatst. Maar al vanaf de volgende vrijdag is Nieuwspoort weer de ontmoetingsplek, in overeenstemming met de situatie van voor de verhuizing: “tot groot genoegen van het journaille op het Binnenhof. Dat leverde hem direct goodwill op bij zijn mediavolgers en die is belangrijk, weet ook Rutte,” schreef Roderik van Grieken in Trouw.
Er verschijnt in de persoon van Mark Rutte een amicale MP die minder formeel in de omgang overkomt dan zijn voorganger. Hij spreekt weliswaar snel (wie een voorbeeld wil, luister naar de premier op de persconferentie van 15 februari 2013), maar in dat opzicht won Balkenende het zonder twijfel van hem. Constructies als “Het is natuurlijk ook van belang te kijken van en hoe pak je dit soort zaken aan”, zijn misschien gewoon uit de mond van Balkenende, Rutte zal dat nooit of maar hoogstzelden zo zeggen. Hij spreekt directer en minder afstandelijk, geniet van dit podium zal hij in 2016 zeggen: “Er is geen regeringsleider in Europa die iedere vrijdag een persconferentie geeft. Dus dit is een geweldig platform voor mij om dat te doen.” 1)
1) In Oostenrijk verschijnen de Bondskanselier en de vice-kanselier gezamenlijk voor de pers na een ministerraad. Dat is in Wenen op dinsdag het geval. Zij vertegenwoordigen elk een van de twee coalitiepartijen. In elk geval de publieke omroep ORF doet waarneembaar z’n best om beiden een gelijk aantal seconden aan het woord te laten. Althans zo was de situatie tot eind augustus 2016 toen door de nieuwe bondskanselier Kern besloten werd (en waarschijnlijk vrij weinig voorbereid) om dit traditionele Pressefoyer te stoppen en daarmee te breken met wat door Bruno Kreisky ingevoerd was. Dat was in 1971, dus betrekkelijk kort nadat minister-president De Jong er in Nederland mee was begonnen.
Soms kiest de nieuwe eerste minister op de persconferentie voor een visueel verstandhoudingscontact in de vorm van een bijna-knipoog. Zo kunnen sommige vrouwelijke leden van het Koninklijke Huis met een interviewer of bijvoorbeeld minister Melanie Schultz dat in een VAO in de Tweede Kamer eveneens.
De sfeer is levendig deze eerste keer en de nieuwe premier ontlokt aan de aanwezigen een lachsalvo door de wijze waarop hij onder woorden brengt dat ‘ie géen commentaar wil geven op CAO-eisen van de kant van de vakbeweging: ik kan daar wel allemaal nucleaire uitspraken over doen, zegt Rutte zo ongeveer, maar dat helpt het proces niet. 1) Dat zal in deze setting een typerende benadering zijn voor de nieuwe premier, een term uit een niet-politieke sfeer kiezen die aan zijn commentaar suggestieve kracht verleent. Wrijvingswarmte zal de fantasie van de aanwezigen twee jaar later op een vergelijkbare manier prikkelen: zó geeft de premier een ludieke impressie van de sfeer van vergaderingen in Brussel.
1) Op 31 mei 2013 zegt Rutte op een vergelijkbare manier: “Dus ik ga hier niet allemaal nucleaire termen in de mond nemen” in verband met een Frans-Duitse as in Europa. Vergelijk de premier bij de Algemene Politieke Beschouwingen van 2011: “Het is echt een nucleaire optie om te zeggen dat dit “dus” betekent dat Turkije uit de NAVO moet worden gezet.” (De inhoud blijkt uit de gegeven toelichting: “Wij volgen de situatie heel nauwgezet, maar dat is echt een overreactie.”)
Bij die allereerste bijeenkomst met journalisten als minister-president spreekt Rutte over “het aan de vork prikken van de grote hervormingen”, – regeren als het deelnemen aan een barbecue. Dergelijke kleine woorden vormen juist het tegenovergestelde beeld van de wereld van kernwapens. In de taal van premier Rutte verenigen uitersten zich verrassend.
Hervormingen, betekenis-inflatie en our weight.
Het woord is gevallen, hervormingen. Het is onderwerp van vrijwel de allereerste vraag op de allereerste persconferentie, afkomstig van Ron Fresen (NOS). Wat de verslaggever aan de orde stelt is een voorbeeld uit wat zich tot een langer wordende reeks in het premierschap van Rutte gaat ontwikkelen en wat betekenis-inflatie genoemd kan worden. Hervormingen, ja gróte hervormingen heet het, maar in de meeste gevallen zou simpeler te spreken zijn van wetten of wetsontwerpen. Het woord ambitie is een ander geval van een groot woord met een ineen schrompelende inhoud. Maar voorbeelden van het omgekeerde prikt de premier in zijn gevarieerde taal even opgewekt aan z’n vorkje. Zo noemt hij het gedoe wanneer hij spreekt van het management van een Hogeschool en de kosten die dat met zich meebrengt. In de militaire sfeer van een situatie waarin er met scherp geschoten wordt, gebruikt hij hetzelfde gedoe even gemakkelijk. Dat kunnen we dus als betekenis-deflatie betitelen.
Het Engels dat Rutte zo geregeld in zijn Nederlands te hulp roept en waarover in de media spoedig geklaagd zal worden, manifesteert zich al dadelijk op die eerste persconferentie van de vijfde november van 2010. Direct heeft de nieuwe premier het over het simpele aanpassen van zekere wetgeving en noemt dat een quick win uit het regeerakkoord; hij kondigt hervormingen aan in de sfeer van de cure (voorzien van de vertaling ‘ziekenhuissector’); in Afghanistan heeft Nederland in VN-verband “echt gebokst, zoals de Amerikanen zeggen punched above our weight“. Als was de premier juist weggelopen uit een telefoongesprek met de Amerikaanse president licht hij dat voor de aanwezigen toe, want Afghanistan doen we zegt hij “in ons belang, in our national interest, ons nationaal belang”. Dat Nederland internationaal gezien boven z’n gewichtsklasse gebokst heeft, blijkt later een geliefde metafoor in de taal van de nieuwe eerste minister. Goed, we zijn klein, maar van de kleine landen zijn we wel de grootste en we stellen echt wat voor.
Met Obama had hij inderdaad gebeld verklaart Rutte desgevraagd. De Amerikaanse president was goed op de hoogte van de Nederlandse situatie: “Een president van Amerika belt niet ins Blaue hinein“, zegt de premier als hij ‘onvoorbereid’ bedoelt. Duits is de tweede vreemde taal waar Rutte op gesteld is, maar zijn kennis daarvan lijkt beperkter in vergelijking met zijn Engels. Z’n uitspraak van het Franse woord ministre tijdens de tweede persconferentie (“volgende week maandag ben ik te gast bij de premier-ministre de la France”) doet vermoeden dat het Engels van Rutte onder de moderne schooltalen zelfs op eenzame hoogte staat, zeker ook ten opzichte van zijn Frans.
De aanwezige journalisten en de kijkers van Politiek24 zien een Rutte die direct al bij de première als premier op 5 november 2010 in z’n taalgebruik is zoals hij de komende jaren zal blijven en het overheersende kenmerk is dat hij zich daarbij van een mix bedient. Hierin komt ouder, ambtelijk Nederlands voor dat misschien past bij een historicus, bijvoorbeeld het meer of minder “correct” gebruikte bestendigen of in de vorm van woorden als bekreunen, schragen of casuïstiek. Maar tegelijkertijd heeft hij geen moeite om als betrekkelijk jong VVD-politicus alledaagse taal te gebruiken door nog niet veroordeelde verdachten als hufters te bestempelen en hen te contrasteren met helden, te weten de slachtoffers van bijvoorbeeld een overval. Dezelfde sfeer vertegenwoordigen begrippen als idioten, gladiolen en tokkies. Voor het laatste woord zal Rutte in de loop van 2016 excuus aanbieden na kritiek door iemand met die familienaam. (Tokkie is in de geschiedenis van de Tweede Kamer een begrip: de eigenaren van Tocci’s Milkbar verzetten zich lang tegen de nieuwbouw van de Kamer. Zie: In dit huis. Twee eeuwen Tweede Kamer. R. Aerts, C. van Baalen e.a. (red.), z.pl., 2015:201. Uit de verspreiding van de familienaam blijkt hoe West-Nederlands deze is, althans was in 1947.)
Vanaf de aftrap in de wedstrijd.
Sport klinkt niet zelden door in de uitingen van Rutte, zó zit ik hier in de wedstrijd. De persconferentie opent hij altijd met enkele opmerkingen (als inleidend statement betiteld) en zegt dan niet zelden dat dit was wat hij in de aftrap kwijt wilde. Over sport gesproken, hoe lang is de polsstok? Voor de premier is die uitdrukking een verwijzing naar de minderheidsstatus van zijn kabinet, want telkens moet hij proberen voldoende zetels binnen te halen om wetgeving door het parlement te loodsen. Veel gewoner dan de polsstok is de aanduiding draagvlak, voorheen een fundament, ‘vlak dat een last draagt’ in de omschrijving van Van Dale – draagvlak heeft zich in het politieke taalgebruik ontwikkeld tot een alternatieve aanduiding voor ‘meerderheid’. “Ik ga daar niet een aantal zetels op plakken”, zegt de MP. Van de beeldspraak met begrippen als plakken of prikken moet hij genieten, afgaande op de frequentie waarmee deze door hem gebruikt wordt.
De aanwezigen horen direct op 5 november van de eerste minister voor het eerst – maar niet voor het laatst – dat hij van een bepaalde afdeling is: hij doet in de komende jaren geregeld bekentenissen omtrent zijn persoon met behulp van die uitdrukking “(wel of niet) van de afdeling zijn”. Dat klinkt als taal onder vrienden aan de bar en hoe passend is dat: de volgende persconferentie zal dus in aansluiting bij de traditie weer bij Nieuwspoort gehouden worden, ook om jullie na afloop informeler te kunnen ontmoeten aldus de minister-president.
Het slot is in de eerste jaren steeds voor Julius Vischjager die Rutte deze keer probeert over te halen tot een quatremainetje met Paul Witteman in het gebouw van de Tweede Kamer. Niet voor het laatst op de wekelijkse persconferentie verwijst de minister-president naar Paderewski, de Poolse premier van een eeuw geleden die én succesvol politicus was én pianist-componist-muziekleraar. Zelf zegt de Nederlandse eerste minister muzikaal gesproken “met een stijve nek” te kijken naar de vaardigheden van Paul Witteman en heeft daarmee de lachers nogmaals op z’n hand. Ook die stijve nek zullen we vaker van hem horen.
Aansluitend aan de persconferentie met de journalisten rond het Binnenhof heeft Rutte het Wekelijks Gesprek met de minister-president voor de landelijke televisie. Daar neemt hij plaats tegenover één uit het rijtje van Tijs van den Brink, Ron Fresen, Pim van Galen, Pieter Jan Hagens, Dominique van der Heyde, Sven Kockelmann. Ferry Mingelen hoorde er tot diens pensionering ook bij. Met hen gaat het meestal over een of twee onderwerpen die juist tevoren in Nieuwspoort aan de orde geweest zijn, maar zijn taal is nu een tikkeltje anders: de premier beseft even goed binnen welk kader hij spreekt als dat hij zich bewust is van de aanwezigheid van camera’s.
Het wordt tijd, te gaan luisteren naar Mark Rutte om daar in dit blog verslag van uit te brengen. Wat zullen we zeggen, vanaf nu min of meer dagelijks een keer of honderd op deze plek?